Inhoudsopgave
- Schaken
- Spelregels
- Schaakbord
- Schaakstukken (introductie van de schaakstukken)
- Basisregels van schaken
- Speciale regels van schaken
- Overige remises
De geschiedenis van schaken begint ongeveer 4000 jaar geleden in India. Er was een spel genaamd chaturanga, waarvan nog steeds de originele vorm in India bestaat. Dit spel wordt beschouwd als de voorloper van zowel het Oosterse Xiangqi (Chinees schaken) als het Westerse schaken. Veel mensen geloven dat chaturanga, nadat het zich verspreidde naar de huidige regio van het Midden-Oosten, tijdens het Perzische Rijk naar Europa werd overgebracht en uiteindelijk schaken werd. Als je naar de schaaktermen kijkt, zie je een mengeling van Perzisch, Frans en Engels. Toen het Perzische Rijk begon met kolonisatie over de hele wereld, verspreidde schaken zich naar alle continenten. Tegenwoordig wordt schaken in ongeveer 150 landen wereldwijd gespeeld.
Het doel van het schaakspel is om de koning van de tegenstander schaakmat te zetten, zodat hij niet meer kan bewegen.
(In tegenstelling tot het Oosterse Xiangqi, waar de koning daadwerkelijk wordt gevangen, win je bij schaken door de tegenstander tot overgave te dwingen.)
Het spel begint met de witte speler die de eerste zet doet, gevolgd door de zwarte speler. Dit gaat door totdat een van beide partijen wint of het spel in remise eindigt. Om te winnen, moet je de zes verschillende schaakstukken (ook wel eenheden genoemd) strategisch inzetten. Voordat we de eenheden introduceren, laten we eerst een kijkje nemen naar het schaakbord, het slagveld in miniatuurformaat.
Het schaakbord bestaat uit 64 vierkanten, verdeeld over 8 rijen en 8 kolommen. Het is belangrijk dat er een wit vakje rechtsonder aan de kant van elke speler ligt.
Elk vakje op het schaakbord heeft een unieke coördinaat. De kolommen worden aangeduid met letters ('a' tot 'h') en de rijen met cijfers ('1' tot '8'). Zoals in wiskundelessen worden de coördinaten gelezen door eerst de letter en dan het cijfer te noemen.
Bijvoorbeeld: de witte koning staat op het vakje 'e1' en de witte koningin op 'd1'.
Alle schaakstukken zijn het sterkst in het midden van het bord en worden zwakker naarmate ze dichter bij de randen staan. Vooral als sterke stukken zoals de koningin of de toren zich in het midden bevinden (bijvoorbeeld op d4, e4, d3, e3), kunnen ze een grote invloed uitoefenen. Daarom vinden er vaak hevige gevechten plaats om de controle over het centrum van het bord.
4. Schaakstukken (introductie van de schaakstukken)
De koning kan zich één vakje per keer verplaatsen, in elke richting (horizontaal, verticaal of diagonaal), en kan vijandelijke stukken slaan.
De koningin kan zich een onbeperkt aantal vakjes verplaatsen, in elke richting (horizontaal, verticaal of diagonaal), en kan vijandelijke stukken slaan. De koningin kan echter geen stukken overspringen die op haar pad staan.
Elke speler heeft acht pionnen, de kleinste stukken op het bord. Ze marcheren naar voren richting het vijandelijke kamp, waarbij ze vijandelijke stukken aanvallen en de verdedigingslinie van hun eigen stukken versterken. Een enkele pion is erg zwak, maar pionnen die samenwerken kunnen sterk zijn.
Pionnen kunnen slechts één vakje vooruit bewegen, behalve bij hun eerste zet, waarbij ze twee vakjes vooruit kunnen bewegen (maar dit kan slechts één keer).
Een pion kan geen stukken direct voor zich slaan, maar kan wel vijandelijke stukken slaan die één vakje schuin voor hem staan. Pionnen hebben speciale regels, promotie en en passant.
Schaak (Check): In schaken moet je "schaak" zeggen als je de koning van de tegenstander aanvalt.
6. Speciale regels van schaken
Promotie van de pion:
En passant:
En passant is een speciale zet in schaken waarbij een pion een vijandelijke pion kan slaan.
Normaal gesproken slaat een pion door diagonaal naar rechts of links vooruit te bewegen en de plaats van de geslagen pion in te nemen. Bij en passant gebeurt dit echter anders. Het is de enige zet waarbij een pion een vijandelijke pion kan slaan zonder dat de vijandelijke pion daadwerkelijk op het doelvak staat.
Bij en passant moet je je voorstellen dat de vijandelijke pion slechts één vakje vooruit is bewogen. De aanvallende pion slaat dan diagonaal naar rechts of links vooruit, alsof de vijandelijke pion slechts één vakje was bewogen, en slaat de vijandelijke pion "in het voorbijgaan".
Voor en passant gelden de volgende voorwaarden:
- De pion die en passant uitvoert, moet op de vijfde rij staan.
- De vijandelijke pion die geslagen wordt, moet in de vorige zet twee vakjes vooruit zijn bewogen.
- En passant kan alleen direct na de zet waarin de vijandelijke pion twee vakjes vooruit is bewogen worden uitgevoerd. Als deze zet niet direct wordt uitgevoerd, vervalt de mogelijkheid om en passant uit te voeren.
Als de aanvallende pion zich al op de zesde rij bevindt, of als de vijandelijke pion in twee aparte zetten twee vakjes vooruit is bewogen, kan en passant niet worden uitgevoerd.
Rokade is een speciale zet in schaken die bedoeld is om de veiligheid van de koning te vergroten en waarbij de koning en een van de torens betrokken zijn. Rokade kan zowel met de toren aan de rechterkant (korte rokade) als met de toren aan de linkerkant (lange rokade) worden uitgevoerd.
Voorwaarden voor rokade:
- Er mogen geen stukken tussen de koning en de toren staan.
- De koning beweegt twee vakjes richting de toren waarmee hij wil rokeren, en de toren wordt over de koning heen geplaatst, direct naast de koning. Dit betekent dat de zet van de koning en de toren in één enkele zet worden uitgevoerd, waardoor de koning door de toren wordt beschermd.
Rokade mag niet worden uitgevoerd in de volgende gevallen:
- Als de koning of de toren waarmee gerokeerd wordt, al een keer hebben bewogen.
- Als er stukken tussen de koning en de toren staan.
- Als de koning momenteel schaak staat (in dat geval moet de aanval eerst worden afgeweerd voordat rokade kan plaatsvinden).
- Als de koning door een vakje moet bewegen dat wordt aangevallen door een vijandelijk stuk, of als het vakje waar de koning op terechtkomt wordt aangevallen door een vijandelijk stuk.
Remiseregels
(Als remise niet wordt geclaimd, zal de witte speler verliezen)
Stalemate wordt genoemd wanneer de koning niet in schaak staat maar geen legale zetten kan maken, waardoor het spel ongeldig wordt verklaard.
Dit betekent dat er geen legale zetten mogelijk zijn, wat resulteert in een stalemate remise.
*Voor meer gedetailleerde regels en methoden, raadpleeg een schaakboek of zoek op internet.
Sociaal